Bierbrouwerijen

Tekst


Bierbrouwerijen


Geraadpleegd:

  • R. Hermans, De Wouwse bierbrouwerijen, Heemkundigekring de Vierschaar; jg. 11 (1993), nr. 1/2.
  • E.A.A. van de Par, De Vissenberg, Onder Baronie en Markiezaat, 1999.
  • P.A. Tempelaars, Bierbrouwerijen in de 19e eeuw, De Ghulden Roos  jg.  … (1955) nr. 15, pag. …

Mouterijen


Diverse akten nog uit te zoeken

dit zijn de nog te onderzoeken gegevens,


IJking van de ketels in de bierbrouwerijen

25 september 1697, 22 oktober 1709 en 23 oktober 1710

25 september 1697
brouwer ketel 1 ketel 2
Pieter Costermans 26 18
Laurijs de Wolf 12 9
Daniel Vos 16 13
Jan van Beijeren 25 17
Cornelis Tholenaers 24 16
Adriaan Zegers 15 12
de kinderen van Joos Loncke 24 18
Cornelis Zegers 15 23
Davit Pijpers 24 17
de weduwe Pieter Hartogh 13 17
Hendrik Martelmans 16 12
Jacob van Osta 14 10
de kinderen van Niclaes Luijcx wordt ontmanteld
22 oktober 1709
Aernout Crol 14
Pieter Boot 16 10
23 oktober 1710
Adriaen Hartogh in de Valck 23 19
Adriaen Mouwen te Nispen 10

 

WBA: Roosendaal en Nispen; de Roos, ABA52, fol. 496v-497v {Img..}


In een akte van 19 juni 1640 wordt een akkoord gesloten betreffende een erfscheiding tussen het huis van van Anthonius Janssen Stoutaerts en het huis de Rose van Claes Cornelissen Betincx op de Markt. In de akte wordt genoemd den staenden gevel van sijns Stouters voorsaten brouwhuijsen. Met een verwijzing naar een akte van 13 mei 1575.

WBA: Roosendaal en Nispen; R244, fol. 51r-v {Img56-57}.
WBA: Roosendaal en Nispen; R212, fol. 49v-50r {Img57}.


3 september 1640
Janneken Jans van Wijffvliet, weduwe lestwerf van Niclaes Adriaenssen Tack, geassisteerd door Jan Janssen van Wijffvliet {volgens een opmerking in de marge is dit de vader van Janneken Jans van Wijffvliet}voor de ene helft en Anthonis Adriaensen Tack als voogd van de voor-en nakinderen van de voorschreven Claes Tack de ene  verwekt bij Dingna Jans van Os en de andere  bij Janneken Jans van Wijffvliet voor de andere helft vesten Merten Lenertsen, schipper in een huis, hof en erf  met de toebehoorten op het eind van de Markt eertijds gekomen van Crijntken Roecken maar uitgezonderd de brouwketels, kuipen, bakken, tonnen en verder alles wat de brouwerij betreft, dat apart verkocht is. O: het huis en erf van Claes Jacobs Carpincx, Z: ‘sherenstraat, W: Neeltken Cornelissen en N: de waterloop. Koopsom 4.200 gld.

WBA: Roosendaal en Nispen; R244, fol. 67v-68r {Img73}.

===

23 december 1640
Cornelis Jacobs Verboven voor hemzelf en zich sterk makende  voor Aert Cornelissen Crol verkoopt uit de hand aan Cornelis Janssen Gilzemans, brouwer op de Zwaluwe, de brouwerij die Verboven en Noremans onlangs gekocht hebben van de erfgenamen van Claes Adriaenssen Tack, uitgezonderd de vierentwintig tonnen ofte .. daarvoor bestaande uit twee brouwketels, brouwkuip, een schepper, twee schudgaffels, drie rieken, vier fuikmanden, een koelbak, twee brouwakers, met een vulaker, een lekbak, een ontzetbak, de buistelbak, negen onderbakken, een trechter en bierboom en de goten die tot de brouwerij behoren en ook nog met de {putsichzij}.

WBA: Roosendaal en Nispen; R244, fol. 89v {Img95}.


Op 10 september 1657 wordt Niclaes Willemsen van Reusel vermeld als smid en brouwer. De brouwerij stond in de Molenstraat.
Met verwijzing naar de staat en inventaris van 30 juni 1657, testament (notaris J. Oomen 2 juli 1654) van Niclaes Willemsen van Reusel en zijn echtgenote Jacobmina Bellekens en contract (notaris J. Oomen 21 april 1657)

WBA: Roosendaal en Nispen; R257, fol. 62r-63r {Img73-74}.

===

2 juli 1654: Testament Niclaes Willemssen van Reusel, smid en Jacobmijne Jacob Bellekens.

WBA: Roosendaal, notaris J. Oomen, N6616-ongenummede akte {Img19-20}

===

21 april 1657
Akkoord tussen Niclaes Willemsen van Reusel, smid en weduwnaar van Jacobmijne Jacob Bellekens enerzijds en anderzijds Jacob Thomassen, smid en Cornelis Mijs X Cathelijn Michiels. Moeder van Jacob en Cathelijn is Jacobmijne Jacob Bellekens. Met verwijzing naar testament van 2 juli 1654.

WBA: Roosendaal; notaris J. Oomen, N6634-5 {Img31}.


Op 18 september 1664 wordt Jacob Bastiaen Melssen genoemd als gewezen bierbrouwer.

WBA: Roosendaal en Nispen; R265, fol. 56r-v {Img70-71}.


Op 9 maart 1656 wordt Jacob Michielsen de Vroet (X Neeltken Andries Pijck) als brouwer genoemd. Hij leent dan 400 Rgld van Cornelis Goortsen Voogden.  Als onderpand twee percelen land, geen vermelding van een brouwerij.

WBA: Roosendaal en Nispen; R257, fol. … {Img33}.

===

Op ….. wordt Jacob Michielsen de Vroet (X Neeltken Andriessen Pijck) genoemd als brouwer. Hij leent dan 50 flgld. van Cornelis Goortsen Voochden. Als onderpand percelen land op Langdonk, geen vermelding van een brouwerij.

WBA: Roosendaal en Nispen; R258, fol. 35r-v {Img46-47}.


Op 7 december 1678 worden de volgende Roosendaalse brouwers genoemd:

Adriaan van Balen
Henrick Costermans
Adriaan Hagers, zwager van Adriaan Jacob Segers
Johan van de Leur
de weduwe van Nicolaas Luijcx
Henrick Mertelmans
Aert Jacobs van Osta
Jan Ruijten
Adriaan Jacob Segers
Cornelis Segers
Cornelis Lodewijck Toleners
Marinus Pietersen Vosberg

SAB: notaris H. Buijsen, N268, pag. 55-56.


2 september 1684
Procesverbaal over het verzet door Cornelis van de Puth tegen de peiling van zijn vaten voor de bepaling van de wijnimpost.

WBA: Roosendaal en Nispen; ABA2.


23 januari 1687
Pieter Paludanus deurwaarder van Raad-en Leenhof van Brabant heeft bij executie en veste in handen van schepenen overgedragen goederen van Jacob van Broeckhuijsen de jonge en van Cornelis van Broeckhuijsen voor hemzelf en als voogd van de minderjarige kinderen en erfgenamen van Antonij van Broeckhuijsen in zijn leven brouwer te Roosendaal. Het betreft: 1) twee huizen in de Molenstraat met de brouwerij met daarin een koperen ketel en alles wat aard-en nagelvast is 2) een stede land met huis en verdere timmeragie (6G 174R) met alles wat daarvan aard en nagelvast is en bewoont wordt door Willem Piterse Boles 3) 2G 270R land op Kalsdonk. Alles onder Roosendaal zoals breder vermeld in het schotboek. Dit om 250 gld 18 st te verhalen over het beloop van de rekening met interest van 5% en de kosten van executie.

WBA: Roosendaal en Nispen; R288, fol. 4r-v {Img14-15}.

===

Zie schotboek:

OS152v {Img181}, 181r {Img211}
JS K433Ar {Img23}, KL459Ar {Img…}

 


{Datum}
Schepenen certificeren dat ze ontvangen hebben een brief, gesteld in de franse taal, betreffende de brouwerijen in de Baronie van Breda.

WBA: Roosendaal en Nispen; R244 {Img44}.


Volgens Gorisse[1]: en Volgens van Gastel[2]:

Aan het eind van de 19e eeuw waren er in Roosendaal  vijf bedrijven waar een gasmotor was geïnstalleerd een hiervan was een brouwerij namelijk de mouterij van P.A.G. van Gilse (van Gastel pag. 112).

In 1810 waren er in Roosendaal 20 brouwerijen (Gh.R.  28-66).

In 1813: was er nog een bierbrouwer in Nispen namelijk P.W. van Eekelen

In 1816: 6 bierbrouwerijen en met 6 werklui en 1 bierzaijnbrouwerij met een werkman (pag.330)

In 1820 waren er 7 bierbrouwerijen met in totaal 12 werklieden en ook was er nog een bier/azijnmakerij met 2 werklui. (van Gastel pag. 331).

In 1821: staat de bierbrouwster de 33 jarige wed. C.J. van Loon, geboren A.M. Timmermans (A93) op de 24e plaats bij de hoogst aangeslagene in Roosendaal

In In 1824 staan bij de 24 hoogst aangeslagene, de bierbrouwer Gerardus Cornelis Dam en Petrus Cornelis van Loon

In 1843: 6 bierbrouwers

In 1847 waren er in Roosendaal nog 6 brouwerijen waarvan 4 te Roosendaal een te Vroenhout en een te Nispen (Gh.R. 28-66).

In 1850: P.A.G. van Gilse; P.C. van Loon, de weduwe M. van Hal, geboren Wens

1858 stoomtijdperk en vanaf 1859 de eerste gasfabriek

In1889: wed P.C. van Loon, geb. Eeman en de weduwe M. van Hal, geboren Wens

In 1898: waren er vier bierbrouwers waar 20 mannen en een jongen werkte (Gorisse pag. 123).

aanvragen hinderwetvergunning: weduwe van Gilse – van Weel, Achterstraat 45 L1837 (L2995) 1925 en 1926 Schul Achterstraat 5 in 1905; Alexander de Bruijn Vughtstraat 5 in 1898 en 1905

In 1905: worden er 3 bierbrouwerijen genoemd (gh.R. 28-75): G.J.A. de Bruijn; Schul, ook mouterij; A.J.H.W. van Gilse. A.G. van Gilse had alleen mouterij

In 1927 waren er in de gemeente Roosendaal en Nispen twee bierbrouwerijen en een bierbottelaar

De bierbrouwerijen, te weten van E. de Bruijn en de weduwe van Ch. van Gilse werden beide electrisch aangedreven. Bij de Bruijnwerkten 4 mannen bij de weduwe van Gilse 4 mannen en 14 jongens. Bij de bierbottelaar die ook elektrisch werkte 2 mannen 4 jongens. (Gorisse pag. 125).

Bij de stoombierbrouwerij G. de Bruijn werkte 6 mannen en bij bierbrouwerij van Gilse; de brouwerij van van Gilse werkte op gas (Gorisse pag. 121).

 

Koopbrouwers en huisbrouwers (Gh.R. 16-11).

[1]J.J.A.M. Gorisse; Roosendaal tussen platteland en stad, deel B.

[2]L.J.P. van Gastel; Roosendaal tussen platteland en stad, deel A.

Hinderwetvergunningen:

  • Alexander de Bruijn, Vughtstraat, aanvraag in 1898 en 1913
  • Emile Schul, Achterstraat in 1901
  • Gilze – van Weel, Achterstraat 45 in 1925 en 1926

AMu 270

In 1810 zijn er vier brouwerijen in het centrum van Roosendaal. Nieuwe nummers volgens AMu272.

  • A21: Hendrik Quakkelaar, huis, brouwerij, hof en erf. Nieuw nummer A23.
  • A94: Cornelis van Loon (de kinderen van Dingeman van Loon), huis, brouwerij, schuur, pakhuis en erf. Nieuw nummer A95.
  • B41: Gerardus Dam, huis, brouwerij, schuur, hof en erf. Nieuw nummer B139.
  • C27: Adriana van Weel, weduwe van Adr. Nieuwenboers, een huis, brouwerij en schuur en hof en erf. Nieuw nummer C267.

AMu 640

Notificatie van den Minister van Financiën van Zijne Majesteit den Koning van Holland, kennisgevende van den verleenden vrijdom aan brouwers en branders van de belasting op de tarwe, spelt en rogge. Gearresteerd den 7den augustus 1806. Den Haag, 1806.

Register van Resoluties

Defensie De schout heeft in de landsvergadering van Breda van 11 mei 1672 een expres brief van de Raad van State aan de gouverneur van Breda gericht gezien. In verband met de oorlogshandelingen moeten ingevolge een order van Hare Hoog Mogendheden d.d. 16 april 1672 alle meubelen, granen en hooi vervoerd worden naar de dichtstbijzijnde grensplaats. De brouwerijen moeten onbruikbaar worden gemaakt. 12-05-1672 resolutieboek 805 1

De schout is mondeling door de gouverneur aangezegd al het rijshout te vervoeren naar de besloten plaatsen. Verder moet hij zorgen dat de brouwerijen onbruikbaar worden gemaakt. De schepenen mogen blijven opdat het rijshout vervoerd kan worden. De goederen zoals meubelen, koren, hooi, etc. moeten worden vervoerd. Voorlopig behoeft echter geen gevolg worden gegeven aan deze aanzegging.

Frederik Van Nassau, Heer Van Zuijlesteijn, Leersum, en Ginckel, generaal over de infanterie in de provincie, kolonel over een regiment te voet, gouverneur van kasteel, stad, forten en de Baronie van Breda, lastgever. Kapitein Nicosius Kiez, uitvoerder. Kapitein Kiez moet met vier ruiters naar Leur, Etten, Sprundel, Roosendaal, Zundert en Rijsbergen gaan om te onderzoeken of de brouwerijen onbruikbaar zijn gemaakt. In Roosendaal moet hij kijken of er nog schepenen aanwezig zijn. Tevens moet de kapitein onderzoeken of de takkenbossen en ander kribhout vervoerd zijn. Zo niet dan worden ze in beslag genomen. Kopie brief van Frederik Van Nassau d.d. 13 mei 1672.

Schout Vanden Zevender, rapporteur. Hij deelt mede dat hij in ’s Gravenhage vernomen heeft, dat de Hoog Mogendheden een resolutie gaan uitvaardigen waardoor belasting geheven gaat worden op zout, zeep, azijn etc., en dat de brouwerijen op het platteland moeten verdwijnen. In Holland was dit al, maar nu wil men dit ook in de Generaliteitslanden invoeren. Besloten wordt met andere belanghebbenden of anders afzonderlijk hiertegen te protesteren omdat inbreuk wordt gemaakt op oude privileges.

Van Dun, schepen, rapporteur. Hij deelt mede dat de schout in ’s Gravenhage met Bentinck (de drossaard) heeft gesproken over het opheffen van de brouwerijen. Deze heeft hem gerustgesteld. Op het ingediende rekwest met bezwaren tegen de opheffing van de brouwerijen kan pas gereageerd worden als Zijne Hoogheid terug is. De zaak betreffende de Franse contributies heeft de schout in handen gegeven van Bentinck en Schuijlenborg om dit na te kijken. Het proces betreffende het hooi zal voor Pasen afgehandeld worden. Verder is de schout naar Den Bosch geweest om met de gedeputeerden van de Staten, die zitting zullen houden bij de landsverpachting, overleg te plegen over de nieuwe plakkaten.

Van Dun en Copal, schepenen, gecommitteerden. Op voorstel van de schout worden Van Dun en Copal afgevaardigd naar ’s Hertogenbosch om de bezwaren toe te lichten tegen het opheffen van de brouwerijen.

Taxatie van de schade ontstaan door de brand op 20 mei 1687. In de Agterstraat en Molenstraat zijn afgebrand 35 huizen, twee van de voornaamste brouwerijen en een zeer mooie graanmolen. Verder zijn vele huizen beschadigd en zijn meubelen, gereedschap en goederen verloren gegaan. Waterschade is ontstaan ondermeer aan landerijen, omdat de dijk van de Turfvaart op drie plaatsen doorgestoken moest worden. Er was een gebrek aan bluswater. De schade wordt geraamd op 104.000 guldens.

De bierbrouwers, pachters. De pacht van de zes stuivers op elke ton bier is wederom voor de duur van drie jaren voor de som van 325 guldens in handen gegeven van de bierbrouwers.

Schepenen Cornelis Becude en Gerard van Riet, collecteurs.
Naar aanleiding van het door de bierbrouwers ingediende rekwest d.d. 28 oktober 1783 wordt besloten de Vrijheidsimpost op elke ton bier, gebrouwen buiten de geünieerde Provinciën, afzonderlijk te laten innen. Daarmee worden belast de schepenen Becude en Van Riet.

De bierbrouwers worden opgeroepen voor een vergadering op woensdag 14 maart 1798, om over hun achterstallige accijnzen te praten.

Besloten wordt om, als de bierbrouwers geen minnelijke schikking voorstaan met betrekking tot de nog verschuldigde pacht sedert 1794, deze niet meer aan hen in admodiatie te laten, maar publiekelijk te verpachten.

A.F. Nieuwenboers cum suis, bierbrouwers, indieners van een rekwest. Drossaard (Eijmberts), gecommitteerde. De drossaard zal advies gaan inwinnen bij een advocaat te Breda inzake het door het Comité der domeinen en financiën uit het Intermediair Administratief Bestuur van het voormalig Gewest van Bataafs Brabant middels de brief van 22 december 1798 toegezonden rekwest van Nieuwenboers cum suis bierbrouwers, ingediend bij het Vertegenwoordigend Lichaam der Bataafse Republiek.

Drossaard (Eijmberts), rapporteur. Advocaat Van Brakel, juridisch adviseur. De drossaard deelt mede dat ontvangen is van advocaat Van Brakel de concept-brief als antwoord op het rekwest van de bierbrouwers. Met een kleine wijziging van de tekst, wordt de brief vastgesteld.

Ontvangen is een appointement d.d. 21 februari 1799 van de Agent van Financiën gesteld op het decreet van het Vertegenwoordigend Lichaam d.d. 28 november 1798, op het rekwest van de bierbrouwers vermeld in de notulen van 31 december 1798. Het rekwest met bijlagen is aan Roosendaal toegezonden om daarop te reageren. Besloten wordt te verzenden een kopie van de brief toegezonden aan het Intermediair Administratief Bestuur van het voormalig Gewest Bataafs Brabant d.d. 9 januari 1799.

Drossaard (Eijmberts), voorsteller. Ontvanger Knipscheer, gemachtigde. Op voorstel van de drossaard krijgt de ontvanger Knipscheer opdracht van de bierbrouwers in te vorderen de achterstallige admodiatiegelden sedert 1793 à 325 guldens per jaar onder aftrek van negen maanden over het jaar 1794.

Nieuwenboers, Molenschot en Van Loon, bierbrouwers. Hun wordt gevraagd of zij bereid zijn de achterstallige admodiatiegelden te betalen.
Zij zeggen niet te weten die sedert 1795 tot 1799 in admodiatie te hebben gehad en menen dus niets verschuldigd te zijn. Wel willen zij die weer in admodiatie nemen, maar dan voor een lager bedrag. Besloten wordt in een volle vergadering daarop terug te komen.

A.F. Nieuwenboers cum suis, bierbrouwers, verzoekers. M. van Vught, collecteur. Schepen De Bruijn, gemachtigde. Met de gemeentemannen worden besproken de notulen van 28 september 1799 betreffende de bierbrouwers en de resolutie van de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam d.d. 12 maart 1799. Het verzoek van de bierbrouwers om het octrooi op 22 september 1749 tot het heffen van een dorpsaccijns op de bieren, wijnen en brandewijnen door de gewezen Baron van Breda W.C.H. Friso verleend in te trekken, wordt afgewezen. Na de definitieve organisatie van het gemeentebestuur kunnen de verzoekers een nieuw verzoek indienen om te kunnen volstaan met de admodiatiepenningen over de jaren 1794 onder de aftrek van de tijd waarin Roosendaal in handen van de vijand is geweest.
Besloten wordt dat schepen De Bruijn advies gaat inwinnen bij een advocaat. Bekend zal worden gemaakt dat de dorpsaccijns zal worden geïnd door Van Vught.

Ontvanger Knipscheer, weigeraar. Nu Knipscheer heeft geweigerd te voldoen aan de resolutie van 30 mei 1799 met betrekking tot de invordering der achterstallige admodiatiegelden van de verschillende bierbrouwers sedert 1793 tot nu toe tegen 325 guldens per jaar en onder korting van negen maanden kwijtschelding over het jaar 1794, wordt besloten hiervoor een andere persoon te benoemen.

Ontvanger Knipscheer, weigeraar. Collecteur Van Vught, gemachtigde. Substituut-secretaris Muller van den Bos, gemachtigde.
Advocaat Van den Andel, juridisch adviseur. Knipscheer weigert de achterstallige admodiatiegelden der bierbrouwers sedert 1794 in te vorderen, omdat hij daarvoor niet is aangesteld. Van Vught wordt gemachtigd het bedrag van ? 1516.13.6 in te vorderen.
Besloten wordt dit voor te leggen aan het Vertegenwoordigend Lichaam waarvoor de substituut-secretaris de advocaat Van den Andel zal raadplegen.

Salomon Bosschart, gemachtigde van de rentmeester De Weert, verzoeker. Schepenen Timmermans en Backx, gecommitteerden.
Advocaat De Bruijn te Wouw, juridisch adviseur. Bosschart verzoekt opnieuw de publikatie op 31 december 1799 op het gemeentehuis te mogen doen van de verpachting der gruit ten laste der bierbrouwers, zulks ingevolge de resolutie van de Agent der financiën d.d. 24 december 1799. Timmermans en Backs, daarna naar advocaat De Bruijn gegaan, brengen de tekst van een resolutie mee. Daarin staat dat het wordt goedgevonden de publikatie af te kondigen echter onder nadrukkelijk protest, en dat men zich zal wenden tot het Vertegenwoordigend Lichaam van het Bataafse Volk.

Advocaat Brakel, juridisch adviseur. De bierbrouwers verzoeken om een minnelijke schikking te treffen voor de betaling der achterstallige admodiatiegelden. Zij stellen voor om het octrooi, door W.C.H. Friso, gewezen Baron van Breda, op 22 december 1749 verleend tot het heffen van een dorpsaccijns op de bieren, wijnen en brandewijnen, in te trekken. Besloten wordt hierover te Breda bij advocaat Brakel advies in te winnen.

Collecteur Van Vught, gemachtigde. Omdat de bierbrouwers in gebreke blijven de verschuldigde admodiatiegelden te betalen, wordt aan collecteur Van Vught een afschrift der resolutie van 26 november 1799 verstrekt om daarnaar te handelen.

Advocaat Brakel, juridisch adviseur. Brouwer Nieuwenboers, woordvoerder. Advocaat De Bruijn, juridisch adviseur. Schepen Van Campenhout en substituut-secretaris Muller van den bos, gecommitteerden. Aan de bierbrouwers wordt het advies van advocaat Brakel medegedeeld inzake hun voorstel, vermeld in de notulen van 21 januari en 31 januari 1800 (met betrekking tot de admodiatie¬gelden). De brouwer Nieuwenboers deelt mede, dat advocaat De Bruijn het tegendeel beweert. Besloten wordt dat Van Campenhout en Muller van den Bos met advocaat De Bruijn gaan overleggen.

Substituut-secretaris Muller van den Bos, mede namens schepen Van Campenhout, rapporteur. Advocaat De Bruijn te Wouw, juridisch adviseur. Advocaten Van Brakel en De Bruijn, juridisch adviseurs. Advocaat Van den Andel, juridisch adviseur. Muller van den Bos deelt mede met Van Campenhout naar advocaat De Bruijn in Wouw te zijn geweest, voor overleg over het voorstel van de bierbrouwers. De Bruijn is van mening, dat de regenten het beste kunnen berusten in het decreet der Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafse Volks d.d. 12 maart 1799. Daarbij is bepaald dat de bierbrouwers ongemoeid kunnen worden gelaten totdat de definitieve organisatie van het gemeentebestuur heeft plaats gehad, Daarna kan het verzoek hernieuwd worden. Besloten wordt de adviezen van de advocaten Van Brakel en De Bruijn voor te leggen aan advocaat Van den Andel. Dit wordt ook gedaan met de verpachting van de bierboom.

Advocaat Van den Andel, juridisch adviseur. Advocaten Van Brakel en De Bruijn, juridisch adviseurs. Advocaat Van den Andel deelt mede de adviezen van zowel de advocaat Van Brakel als van de advocaat De Bruijn betreffende de aanspraken van de gemeente ten laste van de bierbrouwers te hebben bestudeerd. Hij is het met advocaat Van Brakel eens dat de regenten niet bevoegd zijn om het bewuste octrooi te vernietigen of in te trekken omdat zij een administratief bestuur zijn. Het berusten in het decreet van de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam der Bataafse Volks d.d. 12 maart 1800 is dan ook verstandig zoals ook advocaat De Bruijn adviseert.
Besloten wordt dit in een volle vergadering te bespreken.

Advocaat Van Andel, juridisch adviseur. Advocaat De Bruijn te Wouw en advocaat Van Brakel te Breda, juridisch adviseurs.
Aan de gemeentemannen wordt ter kennis gebracht het advies Van Andel naar aanleiding van de adviezen uitgebracht door de advocaten De Bruijn en Van Brakel. Besloten wordt om te proberen met de bierbrouwers tot een akkoord te komen aangaande de bierboom. Besloten wordt de bierbrouwers op te roepen om aanwezig te zijn in de op maandag 17 november 1800 te houden vergadering.

Met betrekking tot de aanspraken der bierbrouwers is aan de schepenen volledige volmacht gegeven om de zaak op de best mogelijke wijze met de brouwers te schikken.

De bierbrouwers, belastingschuldigen. Zij verklaren bereid te zijn het verschuldigde te betalen over de jaren 1794 t/m 1797 na aftrek van een kwijtschelding van negen maanden over het jaar 1794. Voor de jaren 1798 en 1799 zeggen zij niets verschuldigd te zijn omdat niets aan hun is verpacht of in admodiatie gelaten. Daarvoor willen zij een schikking treffen. Besloten wordt dit aan de gemeentemannen mede te delen.

Besloten wordt het aanbod van de bierbrouwers om f 1556.5.0 tot en met het jaar 1797 te betalen aan te houden. Zij krijgen opdracht een opgave te doen van de tonnen bier, die zij in 1798, 1799 en 1800 hebben afgeleverd. Voor elke ton bier moet drie stuivers betaald worden. Gaan zij daar niet meer akkoord dan zal een regeling worden getroffen.

Drossaard (Eijmberts), voorsteller. Hij stelt voor de brouwers de achterstallige impost te doen betalen. Tegen verder uitstel protesteert hij.
Besloten wordt de bierbrouwers binnenkort te ontbieden.

De bierbrouwers verklaren bereid te zijn het aanbod van f 1056.5.0 te betalen. Het andere voorstel wijzen zij van de hand. Besloten wordt in een volle vergadering hierover te overleggen.

Ontvanger Knipscheer, gemachtigde. Advocaten Van Brakel en Jantzon, juridisch adviseurs. Knipscheer mag voorlopig al in ontvangst nemen van de bierbrouwers f 1056.5.0 en verantwoorden in de rekening over het jaar 1799. Omtrent de weigering van de bierbrouwers zal advies worden ingewonnen bij de advocaten Van Brakel en Jantzon.

S. Boenders en J. Oomen namens Oosterhout; J. van Rooij en J. de Bruijn namens Roosendaal; F.J. van Son en P. Bogers namens Etten; Van de Wal en F. van Engelen namens Zundert; Joseph Flooren en M. Kanters namens Rijsbergen; A. van Genk en G. Luijsterburg namens de Hage; C. Knaap en A. van Hooijdonk namens Ginneken; G. Manders en A. Romme namens Terheijden; A.J van Alphen namens Dongen; C. van Poppel en P. van Bijsterveld namens Gilze; J. van Beek namens Alphen; Baarle afwezig; H. Wagemans en J. Backx namens Chaam; B. Oomen en P. van Ginneken; gecommitteerden. F.J. van Son, president. C. Knaap en Hendriks, rapporterende commissarissen. Smits Collijn en W. van der Flaas, gedetineerden. P. van Ginneken en J. Oomen, rapporterende gecommitteerden. Procureur Van Son te Den Hage. Rentmeester Van Domp, aanmaner. A.J. van Alphen en A,J, Sem en A, Romme, rapporterende gecommitteerden. Rentmeester E. de Weert, aanmaner. Advocaat Van Brakel, adviseur. Van der Wall, voorsteller. President van Son en G. Luijsterburg, benoemde gecommitteerden. De Haan, maire der Stad Breda. Van Glabeek, directeur van het tuchthuis. Pieter van Ginneken en Adriaan Rommen, rapporterende gecommitteerden.
A.J. van Alphen, voorsteller. Ontvangen zijn de notulen van de op 7 februari 1803 te Breda gehouden landsvergadering. Het rapport van commissaris Knaap, inzake de rekeningen van kostgelden van militairen in de grensplaatsen van dit Departement gekantonneerd, wordt buiten de beraadslagingen gehouden. De rekeningen moeten eerst worden getaxeerd door de Hove van Justitie over dit Departement.
Het rapport van de commissarissen Knaap en Hendrikx omtrent de ingekomen rekening van detentie-, mond- en transportkosten wordt besproken. In de rekening komen meestal geen namen of woonplaatsen van gedetineerden voor, op een enkele uitzondering na zoals die van Smits Collijn en W. van der Flaas. Een advies wordt niet uitgebracht. De in het rapport vermelde declaraties worden teruggegeven aan de gecommitteerden van Zundert. Met het vaststellen van de repartitie wordt daarom nog even gewacht. Van Ginneken en Oomen brengen verslag uit van hun verrichte werkzaamheden in Den Haag met betrekking tot het rekwest inzake de gruiten. Omdat de beide procureurs Van Son geen rekwest hebben kunnen opsporen, hebben zij door procureur Van Son junior een nieuw rekwest laten opstellen. Oosterhout wordt geadviseerd rentmeester Van Domp te verzoeken 14 dagen te wachten met de verpachting. Van Alphen deelt namens Sem en Romme mede dat het antwoord bestemd voor rentmeester De Weert met hulp van advocaat Van Braken is opgesteld. Van der Wall is van mening dat omtrent de gruiten niet geheel juist is gehandeld. De concept-brief voor rentmeester De Weert wordt overgenomen door Oomen en Van Ginneken, die geassisteerd worden door Van Son en Luijsterburg. Een afschrift van het ingediende rekwest wordt opgevraagd bij procureur Van Son junior met de vraag hoe de stand van zaken is. Daarna zal een nieuwe brief voor rentmeester De Weert worden opgesteld.
Knaap deelt namens Hendrikx mede tezamen met Boenders en Romme en de Maire der Stad Breda, De Haan, een overeenkomst voor de directeur van het tuchthuis, Van Glabeek, en een instructie te hebben opgesteld. Hij krijgt een gratificatie van 1.200 guldens en zijn dienstverband wordt verlengd tot eind april 1804. Van Ginneken en Romme brengen een uitvoerig rapport uit over de rekening van Zundert van detentie- en mondkosten van Willem van der Flaas. Dit wordt voor kennisgeving aangenomen en op verzoek van Van der Wal in handen van de gemeente Zundert gegeven. Op voorstel van Van Alphen wordt besloten de voorstellen omtrent het lenen van geld met onderpand van kleding, linnen, wol, goud- en zilverwerken en het jagen op trekvogels in het gesloten jachtseizoen voor te leggen aan het Departementaal Bestuur van Brabant met het verzoek om voorzieningen te treffen.

Van Loon, Smeekens, De Bruijn en Van Eekelen, bierbrouwers. Brouwers Van Loon en namens de weduwe Nieuwenboers, weigeraars.
Schout Panneboeter, voorsteller. De schout stelt de brouwers voor en vraagt hen of zij bereid zijn de pacht van zes stuivers op elke ton bier, ingevolge het octrooi van 22 september 1749 aan de gemeente verleend, zoals voorheen in admodiatie te willen nemen. Van Loon, mede namens de weduwe Nieuwenboers, verklaart dit volstrekt te weigeren. De andere brouwers bevestigen dit. Besloten wordt hierover met de gecommitteerden der gemeente te beraadslagen.

Johannes van Rooij, voogd, en Hendrik Smeekens, toeziend voogd, verzoekers. Cornelia van Osta, minderjarige dochter van wijlen Govert van Osta, aanstaande bruid. Cornelis Schepers, aanstaande bruidegom. Van Rooij en Smeekens als voogd en toeziend voogd over Cornelia van Osta, minderjarige dochter van wijlen Govert van Osta in leven bierbrouwer op Vroenhout, verzoeken haar te mogen opsporen en in bewaring te houden. Nu Cornelia van Osta met Cornelis Schepers is verschenen op de secretarie om in ondertrouw te gaan en verklaart dat haar voogd zijn toestemming weigert te geven, worden de partijen gelast op 29 april 1807 te verschijnen op het gemeentehuis.

Drossaard Motman, rapporteur. Dingeman van Loon, indiener van een rekwest. Ontvanger Van der Borch te Breda.
Motman deelt mede dat ontvangen is het door Dingeman van Loon ingediende rekwest bij de Raad van State om een bierbrouwerij te mogen oprichten. Aan ontvanger Van der Borch wordt geschreven dat de regenten van Roosendaal daar geen bezwaar tegen hebben.

De bierbrouwers, pachters. De pacht van de zes stuivers op elke ton bier is wederom voor de duur van drie jaren voor de som van 325 guldens in handen gegeven van de bierbrouwers.

Schepenen Cornelis Becude en Gerard van Riet, collecteurs.
Naar aanleiding van het door de bierbrouwers ingediende rekwest d.d. 28 oktober 1783 wordt besloten de Vrijheidsimpost op elke ton bier, gebrouwen buiten de geünieerde Provinciën, afzonderlijk te laten innen. Daarmee worden belast de schepenen Becude en Van Riet.

De bierbrouwers worden opgeroepen voor een vergadering op woensdag 14 maart 1798, om over hun achterstallige accijnzen te praten.

Besloten wordt om, als de bierbrouwers geen minnelijke schikking voorstaan met betrekking tot de nog verschuldigde pacht sedert 1794, deze niet meer aan hen in admodiatie te laten, maar publiekelijk te verpachten.

A.F. Nieuwenboers cum suis, bierbrouwers, indieners van een rekwest. Drossaard (Eijmberts), gecommitteerde. De drossaard zal advies gaan inwinnen bij een advocaat te Breda inzake het door het Comité der domeinen en financiën uit het Intermediair Administratief Bestuur van het voormalig Gewest van Bataafs Brabant middels de brief van 22 december 1798 toegezonden rekwest van Nieuwenboers cum suis bierbrouwers, ingediend bij het Vertegenwoordigend Lichaam der Bataafse Republiek.