Van ouds hieven de heren van Lodijck Reijmerswaal cijns op vele percelen en huizen binnen Roosendaal. De jaarlijkse cijns was verschuldigd op Sint Maarten, dat is 11 november. Blijkbaar waren de erfgenamen van de heren van Lodijk Reijmerswaal nalatig bij het innen van de cijns, men wist niet meer wie de cijnsplichtigen waren en men heeft daarom het cijnsboek verkocht aan Willem Marijnissen Boeren. Willem Boeren had als ingaarder vele jaren ervaring in het innen van allerlei belastingen. Hij was collecteur van de verpondingen van de Langendijk, tevens collecteur van de verpondingen van Vorenseinde, pachter van een aantal tienden te Roosendaal van de Norbertijner abdij Tongerlo en pachter op de impost van bieren onder de jurisdictie Roosendaal en Nispen.
Toen Willem Boeren het cijnsboek kocht moet hij de gedacht gehad hebben, gezien zijn grote kennis van de Roosendaalse bevolking, dat hij de nalatige cijnsplichtigen wel kon opsporen. Hij heeft daar ook een begin meegemaakt maar door zijn gevordere leeftijd heeft hij dat werk niet kunnen afmaken. Dat lijkt echter maar ten dele geslaagd te zijn want de lijst van mogelijke cijnsplichtigen is langer dan de lijst van de cijns die wel geïnd kon worden. De erfgenamen van Willem Boeren hebben wel gepoogd de inning voort te zetten.
Door vererfenis, via zijn enig kind en dochter Maria Willemsen Boeren getrouwd met medicinae doctor Johannes du Toij is het cijnsboek in handen gekomen van hun zoon Wilhelmus Cornelis du Toij, eveneens medicinae doctor. In de boedelscheiding van W.C. du Toij lezen we het volgende. Benevens een cijnsboek, bestaande in erfpachten aan den testateur behorende renderende een jaarlijken inkoomen van ongeveer vijftig guldens, afkomstig van den heer Lodijk van Rummerswaal in der tijd heer van Roosendaal, berustende ten kantore van den notaris Petrus van Vught aldaar.
Ook na het overlijden van Willem Boeren is de familie de cijnsen blijven innen. In diverse Roosendaalse schepen-en notariële akten kan men aantekeningen vinden betreffende deze cijnsen.
Op 3 mei 1791 vesten de erfgenamen van Paschasius Schijven de gebroeders en zusters Boghout in twee bloken land genaamd het Stedeken 5G 67R op Klein Kalsdonk. Deze percelen waren belast met een cijns van 2st 2dt aan Maria Boeren.
WBA: Roosendaal en Nispen; R345, ongefolieerd {Img319}
===
Bij de vesten van 4 april 1791, 25 januari 1794 en erfmangeling van 5 april 1813 van het huis de Vergulden Kop op de Markt wordt vermeld dat er een last op rust van 2 gld 16 st.
===
Soms moest er zelfs worden overgegaan tot beslaglegging.
Op 25 februari 1805 leggen Gulielmus, Maria en Catharina du Toij als erfgenamen van hun vader Johannes du Toij beslag op een aantal percelen van Maria Schijven, echtgenote van Cornelis Schoonen ten einde de cijns die ze acht jaar lang (van 1797 tot en met 1804) niet betaald hadden te kunnen innen. Het betreft de volgende veertien percelen: