Op 5 september 1579 is Johanna van Reimerswaal overleden
Op ten vijfften september anno XVCLXXIX des achternoens tussen een ende twee uren is joffrou Johanna van Rommerswale, vrouwe van Lodijck en van Welde en Severgem desen werelt overleden ijnnender stadt van Gendt. God genade der zielen.
WBA: Roosendaal en Nispen; R214, voorblad {Img3}.
Noot: De heren van Lodijck in Zeeland waren tot 1501 ook heer van Roosendaal. In dat jaar werd de heerlijkheid verkocht aan Engelbrecht, graaf van Nassau, heer van Breda. Door de heren van Lodijck werd nog wel cijns geheven en ook werden nog vele pachtcontracten afgesloten. Zo ook door Johanna van Reimerswaal, vrouwe van Lodijck.
Op 28 juni 1581 heeft Haultepenne de stadsgracht en kasteel van Breda veroverd
Ook in Roosendaal heeft de inname van Breda indruk gemaakt, blijkens een aantekening in een van de schepenregisters.
Op ten XXVIIIe dach junij anno XVCLXXXI heeft mr Haultpenne c.s. in den name van sijne ma(jes)teijt ingenomen de stadtsloote ende casteele van Breda met verlies van veel van sijnen volcke ende oock ettelijcke borgers.
WBA; Roosendaal en Nispen, R215 {Img23}.
Secretaris van Roosendaal overleden
Op 7 juli 1603 is gestorven wijlen Lambrecht Jorissen Nelst in sijn leven secretaris der vrijheijt van Rosendael.
WBA: Roosendaal en Nispen; R223, voorblad.
Drie Roosendaalse bestuurders overleden (1633)
Op den XVIJe october 1633 is gestorven wijlen Joris Lambrechts Nelst binnen Bergen op ten Zoom secretaris in sijnen leven der vrijheijt van Rosendael ende ligt begraven in de kercke deser vrijheijt.
In denselven jare sijn oock overleden Jacob Janssen van der Rijdt alias Heijmans ende Gillis Christiaen Dirven beijde schepenen der voorschreven vrijheijt.
(w.g.) Jan Oomen.
WBA; Roosendaal en Nispen, R240, voorblad.
Joris Nelst, secretarius is begraven te Roosendaal op 20 oktober 1633; Op 10 maart 1633 is ingeschreven in het begraafregister van de parochie Nispen-Essen: Ægidius Christianij Dirven; Op 20 feruari 1633 is ingeschreven in het overlijdensregister van de parochie Wouw: Jacob Heijmans..
De klok in de toren wordt hergoten (1635)
15 januari 1635
Cornelis Segers heeft, namens de gemeente Roosendaal en Nispen, in Middelburg met toestemming van de Staten van Zeeland clockspijse (= grondstoffen voor een klok) gekocht. Dit was voor het hergieten en groter maken van de kleine klok die gescheurd en gebroken is en waarvoor de vorm (= mal) reeds is gemaakt. Vermeld wordt dat de grondstoffen op eergisteren 8 januari (sic) zijn aangekomen.
WBA: Roosendaal en Nispen; R422, ongefolieerd {Img4}.
De reaparatie is goed verlopen want:
11 juni 1640
Borgemeester en schepenen van Roosendaal en Nispen verklaren dat de klokgieter Martijn Mareschal een klok heeft gemaakt en gegoten en dat die klok geen gebreken vertoont en een goed geluid en klank heeft zodat ze over sijne consten niet en hebben te clagen.
WBA: Roosendaal en Nispen; R422, ongefolieerd {Img78}.
Martin Mareschal
Van deze Lotharingse gieter kennen wij twee klokken in Noord-Brabant met de jaartallen 1640 en 1654. Hij woonde toen te Zundert. In 1660 daarentegen woonde hij te Nederweert.
http://www.beiaarden.nl/index.php/lijst-van-klokkengieters
De watermolen tussen Hulsdonk en Borteldonk kan niet meer malen (1635)
Stadhouder, borgemeester en schepenen oorkonden, op 9 augustus 1635, op verzoek van de eigenaren van de watermolen tussen Hulsdonk en Borteldonk dat de watermolen zodanig in verval verkeert dat er niet meer gemalen kan worden. Dit tot ongerief van de ingezetenen van Roosendaal. Voor herstel is een grote hoeveelheid kalk nodig.
WBA: Roosendaal en Nispen; R422, ongefolieerd {Img17}.
Op 1 september 1635 verklaren schout, borgemeester en schepenen dat op 7 augustus 1635 een grote hoeveelheid kalk op het schip van Jan Cornelis Adriaenssen, die men noemt Hans Noremans is geladen en dat het schip in Roosendaal is gearriveerd.
WBA: Roosendaal en Nispen; R422, ongefolieerd {Img20}.
Een recept om waskaarsen te maken (1636)
De secretaris van Roosendaal maakte blijkbaar zelf zijn waskaarsen gezien het recept dat hij noteerde in een van schepenregisters.
Om was te maecken
- Neemt een pont geel wasch en een halff pont termentijn swinterdaechs, somersdaechs de helff van termenteijn.
- acht, negen a tien leepels olie van de lijff, somerdach is de helff,
- 2 loot spaene groen,
- somerdaechs acht {portien} spiegelheiers, swinters niet.
WBA; Roosendaal en Nispen, R242, voorblad.
Het uurwerk van de gemeente wordt gerepareerd (1640)
Op 29 januari 1640 sluiten schepenen van Roosendaal een contract mat de orlogemaecker mr Jacob Herdewijck van de Linde te Bergen op Zoom om het uurwerk te (ver)maken, vernieuwen en te verbeteren die dat moet doen naar eer en geweten en zich daaraan met nauwgezetheid aan moet wijden. Hiervoor wordt 450 gld betaald met dien verstande dat 20£ wordt betaald bij het afronden van het werk en 5£ een jaar daarna. Maar bij faulte wordt die 5£ ingehouden en zal hij op eigen kosten het werk moeten afronden.
WBA: Roosendaal en Nispen; R244, fol. … {Img17}.
Bevolking van Roosendaal gevlucht (1672)
Het jaar 1672 staat in de Nederlandse geschiedenis bekend als het Rampjaar. Volgens nederlandse geschiedenisboekjes op de basisschool was het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos. In dit jaar begon de Hollandse Oorlog en werd de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden aangevallen door een verbond van Engeland, Frankrijk en de bisdommen Münster en Keulen. Ook de bevolking van Roosendaal en Nispen had hier onder te lijden.
Wij borgem(eester) en schepenen der vrijheijt van Rosendael certificeren bij desen dat bij dese jegenwoordige tijden ende troubelen van oorloge de inwoonderen van Roosendael ende appenditien van dien, niet aleen hennen geoderen meestendeel hebben gevlucht maer dat selfs vele derselver inwoonderen sijn verloopen ende hun absenteren, dat oock alle handel ende neringen stille staen ende vervolgens oock de consumptien soodanich dat benevens de cooplieden henne wijnen, graenen ende oock de gemeene inwoonders henne bieren voor eijgen mesnage gebrouwen, ten meerendeele hebben gevlucht; in oirconden ens, desen XI junij 1672,
WBA; Roosendaal en Nispen, R424, ongefolieerd.
Recept om jute te beschermen tegen schimmel (1674)
Desriptie om juet te maecken, die niet en schimmelt
Veel van regenwater (beter) leijwater (best) sneeuwater
16 loot galnooten in 4 à 5 stucken gestooten
6 à 7 loot coperroor
met malcanderen vermenght en alle dagen geroert
4 à 5 dagen daarna moeten ingedaan werden een pint wijnasijn en 12 loot arabische gom cleijn gesneden off gestampt
WBA: Roosendaal en Nispen; R274, voorblad
Noot: 1 loot = 1/32 pond of circa 15gram
Koning-stadhouder Willem III op doorreis in Roosendaal (1699)
Begin augustus 1699 was Zijne Koninklijke Majesteit van Groot-Brittanië, dat is dus de koning-stadhouder Willem III (*1650†1702), op doorreis in Roosendaal. De reis werd afgelegd per koets en ging van Breda via de Posthoorn in Rucphen, waar de paarden werden gewisseld, via Roosendaal naar Bergen op Zoom. De koets werd getrokken door zes zwarte paarden die door de Roosendaals magistraat gevorderd werden van enkele boeren. De boeren die hun paarden moesten afstaan waren: Marijnis Joossen Helmonts, Willem Marcelissen Meesters, Cornelis Pietersen Raets, Jan Janssen Helmonts, Cornelis Corstiaans Kerstens en Adriaan Janssen Helmonts. Op commando van de koetsier is men in vijf kwartier van de Posthoorn naar Bergen op Zoom gereden en dezelfde dag met de lege koets weer teruggekomen. Vervolgens werden de vier paarden, van respectievelijk Marijnis Helmonts, Willem Meesters, Cornelis Raets en Adriaan Helmonts voor een andere koets gespannen en gecommandeerd naar de Posthoorn te rijden. Op weg naar de Posthoorn was het paard van Cornelis Raets zo moe dat het sigh niet meer overent off op sijnen beenen houde konden. Marijnis Helmonts en Willem Meesters hebben het paard moeten voort trekken en in Rucphen aangekomen is het paard gevallen waarna ze het moeite weer op de been konden krijgen. Ze hebben het paard hooi, haver en brood voorgehouden maar het kon van moeijten niet eten. Het paard is later door Cornelis Raets naar Sijmon Aertsen van Hooghstraeten, mr hoefsmid in Essen, gebracht om te cureren. Sijmon heeft bevonden dat het paard uiterlijck te sien gematteerd ende affgejaeght was sonder dat hij eenige andere sieckten daer aene heeft connen bespeuren. En zijn bloed was gellue ende waterachtigh. Kort daarna is het paard gestorven. De waarde van het paard werd door Marijnis Helmonts en Willem Meesters geschat op een bedrag van 20 à 22 Ponden Vlaams. Niet alleen het paard van Cornelis Raets was vermoeid maar ook de andere paarden. Marijnis Helmonts en Willem Meesters verklaren dat de vermoeidheid van de paarden veroorzaakt is doordat ze door vele slagen erg afgejakkerd werden. De paarden waren zelfs zo moe dat zij er niet op durfde te gaan zitten en ze paarden als koebeesten moesten stouwen. Cornelis Raets heeft zich verscheidene malen vervoegd bij de schout om een vergoeding te krijgen. Maar de schout was van mening dat Raets moest bewijzen dat het paard door vermoeidheid van de tocht was gestorven. Raets vindt dat door de verklaringen van Helmonts en Meesters de doodsoorzaak wel is bewezen. Uit bovenstaande is duidelijk dat men met te lang en te snel met de paardenkoetsen gereden heeft. De paarden hadden eerder gewisseld moeten worden, De noodzaak van het wisselen heeft men zich blijkbaar wel gerealiseerd want de dag voor de komst van de koning-stadhouder heeft schepen Henderick Martelmans samen met de oppervorster Cornelis Vergouwen zich vervoegd op Vroenhout om enige paarden te vorderen om zijne majesteit te helpen voeren ende transporteren. Zij zijn daar ook na en flinke discussie met de echtgenote van Adriaan Stoffelen Hoots, die weigerde haar paard af te staan, niet in geslaagd.
WBA; Roosendaal en Nispen, R371, fol.179r-180r, 190v-191v en R372, fol. 95v-97v {SDC12129 t/m 12131, SDC12126 t/m 12128, SDC12331 t/m 12335}.
Inkwartiering van militairen te Roosendaal (1701)
In 1701 zijn ruiters van het regiment van de heer overste Hendrick Frederick Paul Rammingen enige dagen ingekwartierd geweest bij de Roosendaalse boeren die hun van haver, hooi, kost en drank moesten voorzien. De meeste boeren zijn daar niet of onvolledig voor betaald en moeten schadeloos gesteld worden. De gemeentemannen van de diverse Roosendaalse kwartieren (= wijken) kregen opdracht een rondgang huis na huis te maken om te inventariseren hoeveel dagen en hoeveel ruiters met hun paarden de kost werd gegeven. Op 16 oktober 1701 worden hun lijsten genoteerd in een van de schepenregisters.
WBA: Roosendaal en Nispen; R373, fol. 123v-130v.
Vele paarden en koeien vanuit Kalmthout naar Roosendaal gekomen toen het geallieerde leger te Kalmthout lag (1703)
Schepenen L. van Hulst en C. van Barel verklaren dat op een zekere weide gelegen in de Vught bij de Snellekens nr. 23, toen eigendom van de Turnhoutse begijn Aechtken Bavelaars, in juli 1703 ten tijde als het geallieerde leger tot of omtrent Calpthout lagh door de incomende menighte van gevluchten paerden en koeijbeesten het hoijgras, dat op de weide stond, is afgweijt ende onder de voet gelopen. Ook compareerde Cornelis Pietersen van Culsdonck die verklaart dat toen ook de weide achter de huizen aan de noordzijde van Markt, die hij van Andries Janssen Bavelaars had gehuurd, het zelfde noodlot getroffen heeft.
WBA: Roosendaal en Nispen; R379, fol. 141r-v.
Lijst van verwoeste gebouwen in het centrum van Roosendaal tijdens de oorlogshandelingen in 1747-1748
In het centrum van Roosendaal Markt, Molenstraat en Achterstraat |
Twee woningen van Cornelis Timmermans volledig afgebroken en grote schade aan twee andere huizen |
Van de Armen van de Markt twee huizen afgebroken |
Van Adriana Verbraek twee woningen afgebroken |
Van de weduwe Lucas Stoffelen een schuur afgebroken |
Van Dingena van Ginneken een huis afgebroken |
Van de Armen van de Achterstraat een huis afgebroken |
Van de weduwe van Dingeman van Beeck een huis en schuur afgebrand |
Van Adrianus Swanen een grote schuur vol granen afgebrand |
Van ene Engel een huis afgebroken |
Van Adriaen van Ham twee woningen afgebroken |
Van de kinderen van Jan Heijmans een schuur afgebroken en een groot gedeelte van hun huis |
Van de erfgenamen van Willem van der Riet een schuur afgebroken |
Van Elisabeth Sledden, weduwe van Bart Claris drie huizen en een schuur afgebroken |
Van Antonij Hoenderboom een huis en schuur afgebroken |
Van Elisabeth Verhoeven een schuur afgebroken |
Staatse Troepen veroorzaken schade aan boekweit, rogge en haver (1747/1748)
Op 8 februari 1749 op verzoek van Willem Marijnissen Boeren, pachter van Langendijkse Tienden onder Roosendaal, leggen Cornelis Maes en Leendert de Wael, beiden landlieden onder Roosendaal een verklaring af. Zij verklaren dat door de Staatse Troepen sinds 1 november 1747 schade is toegebracht aan boekweit, rogge en haver zowel op het veld als in de schuur. De velden zijn geruïneerd en de schuren geroofd evenals bij vele andere mensen. Totale schade voor Willem Boeren 173 gld 18 st.
WBA: Roosendaal; notaris L. Sanderus, N6774-762 {Img18-19}.
Hondsdolheid geconstateerd in Roosendaal (1760)
Op 19 mei 1760 verordonneert de magistraat dat iedereen zijn hond moet vastleggen omdat er hondsdolheid is geconstateerd. In het boek de Roos is een een remedie beschreven. Deze bestaat uit het maken van een kruidendrank met de volgende ingrediënten. Wilde kaarden, hontsribbe, wijnruijt, averuit, waalwortel, steenruijt of duisentbladt, huislook, wilde kerwell en hanepoot of driebladt genaemt. Vermeld wordt dat deze remedie wordt gebruikt door Hijcke Botes te Ferwert in Friesland. De remedie is woord voor woord identiek aan hetgeen op 15 en 19 maart 1766 gepubliceerd werd in de Leeuwarder Courant. Ook in 1783, 1784, 1791 en 1805 heerst er hondsdolheid.
WBA: Roosendaal en Nispen; Reg. Resol. ABA24, 26 en 27.
WBA: Roosendaal en Nispen, de Roos, ABA52.
Een spar met Jacobijne muts op de Markt geplant en grote vernielingen aan kerk en vrijheidshuis (1793)
Omdat de republiek der Verenigde Nederlanden door de franse revolutionairen als een bedreiging, beter gezegd als vijand, werd beschouwd viel het franse leger (Armée du Nord, onder leiding van generaal Du Mouriez en gesteund door het Bataafs legioen en de patriottenleiders) op 1 februari 1793 het westen van generaliteits Brabant binnen. De komst van het Franse leger werd in vele Brabantse dorpen en steden aangegrepen om een vrijheidsboom op te richten. Zo ook in Roosendaal. op vrijdag 22 februari 1793 ’s morgens heel vroeg, nog voordat de Franse Troepen Roosendaal binnenkwamen, is op de Markt voor het vrijheidshuis (= raadhuis) een spar geplant met in de top een roode of soogenoemde jacobijner mutze met breed drie couleurig lind als blaauw, rood en witt omwonden. Daarna zijn er door het leger grote vernielingen aangericht aan kerk, vrijheidshuis en vierschaar. Vanuit historisch oogpunt is het betreurenswaardig dat alle wapens op het hoogkoor in de kerk weggeraakt of vernield zijn. Evenals een partij oude papieren en documenten van de secretarie, die uit plaats gebrek opgeslagen waren op zolder. Bij de nieuwe kaaij is het bordje, waarop het wapen van Roosendaal stond, afgehaald en van de pomp op de Varkensmarkt is het Roosendaals wapen uitgehakt. Voor een volledig overzicht van alle vernielingen klik hier. Op 24 maart 1793 heeft het franse leger Roosendaal verlaten. Maar in 1794 in 1794 verbleven Engelse, Hessische en Hannovers Armeën in Roosendaal vanwege de dreiging van de Franse troepen die inmiddels Oostenrijks Brabant hadden veroverd. Dit had voor het gemeentebestuur extra uitgaven tot gevolg zoals gids-en bodeloon en leverantie van hout en nagels. Alsmede uitgaven voor de pionniers. In totaal werd 233 gld en 6 stuivers betaald. In de maanden juli en augustus 1794 werd een veelvoud van dat bedrag, namelijk 4.523 gld 11 stuivers en 8 penningen, uitgegeven aan de Hollandse Armee voor karrevrachten en pionniers.
WBA: Roosendaal en Nispen; R413, ongefolieerd (25 april 1793) {SDC13303}.
WBA; Roosendaal en Nispen; ABA581, pag. 261-262
Een vondeling van twee maanden oud (1821)
Te Roosendaal werd op 19 februari 1821 door Cornelis Aarde, landbouwer op Langdonk, een naar schatting twee maanden oud jongetje gevonden dat de naam kreeg van Josephus van der Schuren. Het jongetje werd toevertrouwd aan Jan van Ginneken en diens echtgenote Wilhelmina Suijkerbuijk.
Voor meer vondelingen in Roosendaal en omgeving, …… lees verder
WBA: Roosendaal en Nispen; Burgerlijke Stand geboorteregisters 1821, akte …
Afbeeldingen van het wapen van Roosendaal en Nispen