Ongetwijfeld zijn lezers van deze website bekend met de boeken Duizend Jaar Weer, Wind en Water In De Lage landen (ISBN 90 5194 136 6) van de heer J. Buisman. De heer Buisman, 90-plusser, geeft een zeer gedetailleerd overzicht van het weer in de Lage Landen door de eeuwen heen. In de inleiding van deel 6 schrijft Buisman dat hij het als een mooie uitdaging ziet voor verenigingen op het gebied van heemkunde, lokale geschiedenis en genealogie om een en ander op lokaal niveau nader te onderzoeken omdat het onmogelijk is alle weersomstandigheden en de gevolgen daarvan uit te werken. Immers het weer beïnvloedt vele gebeurtenissen zoals oorlogen, hongersnood, overstromingen enzovoort. Daarom op deze website aandacht voor het weer in het westen van Noord-Brabant.
Extreme vorst in Roosendaal in 1565
In de winter van het jaar 1565 is er in Roosendaal en omstreken zulke extreme vorst geweest dat door de dikke ijslaag op de vaarten geen bier met de schepen kon worden aangevoerd. Dat betekende wel 300 lasten minder bier konden worden aangevoerd.
J. Hopstaken, De Roosendaalse zeescheepvaart en de Roosendaalse Vliet, Jaarboek Ghulden Roos 2019, pag.24, eindnoot 30.
Wateroverlast in de Lage Zegge en de Oude Zoek onder Rucphen in 1607
Op 27 maart 1607 leggen Aernout Adriaenssen Schobben, Cornelis Janssen Heusschaerts en Cornelis Janssen Vermolen op verzoek van stadhouder, borgemeester en schepenen van Zegge voor schepenen van de vrijheid Roosendaal een verklaring af over wateroverlast. Door het overvloedige invallende water zijn struiken en spruiten van de houtwas op de Lage Zegge verloren gegaan. Er is zelfs zoveel water dat men met een schip met een diepgang van drie voet van de heide naar de Oude Zoek onder Rucphen kan varen. Heusschaerts en Vermolen verklaren ook nog dat zij niet over de straten kunnen gaan en via de grote wateren langs de heijde hebben moeten omgaan. Ze hebben niet droog bij hun goederen kunnen komen om te zaaien.
WBA: Roosendaal en Nispen; R420, fol. 23v-24r {Img31}.
Strenge winter 1615/1616
Op 15 maart 1618 op verzoek van Cornelis Laureijs Reijns, molenaar te Loenhout, getuigen Mathijs Janssen, Jan van Dietfoort, Jan Cornelis Goris, Jan Michielssen van Elsacker en Kerstiaen van Nuijnhem, allen wonende in Loenhout, dat het koren te velde in het jaar 1616 door de langdurige en zware vorst afgegaan en bedorven was, zodat er weinig koren werd gewonnen en men buiten het dorp koren heeft moeten kopen, en soms ook ter plaatse heeft moeten laten malen, en dat de inwoners van Loenhout zich ook hebben moeten behelpen met boekweit en gerst, hetwelk zij op de querens gemalen hebben; ook hebben zij elders zemelen gekocht en gebakken.
Klik hier voor de geschiedenis van Loenhout.
Schepenregister 147, fol.21r
Een verschrikkelijke hagelbui in Etten en een gedeelte van Sprundel in juni 1629
Anno 1629, 12 junii cecidit horriblis grando in Etten er una parte Sprundelensi que conssumpsit siligenem
WBA; Doopboek Sprundel.
Een dijkdoorbraak bij Steenbergen op 15 december 1629
Op 11 maart 1630 legt de Roosendaalse magistraat een verklaring af betreffende den grooten storm ende hooge vloet geschiet op XVe december 1629. Roosendaal had toen nog een open verbinding met zee. Bij Steenbergen is een gat in de dijk geslagen waardoor de landerijen in die omgeving voor meerdere jaren niet te gebruiken zijn doordat het zoute water die landerijen heeft overstroomd. De vloed was zo hevig dat ook de granen die in de schuren lagen opgeslagen waren, bedorven zijn. Ook moesten de boeren hun paarden en koeien elders onderbrengen.
WBA; Roosendaal en Nispen, R421, fol. 5r-v.
Wij stadthouder, borgemeester, schepenen ende regeerders der vrijheijt van Rosendael certificeren voor de gerechte waerheijt ten versoeke aen ons gedaen vanweghen drossaert, borgemeester en schepenen der stadt ende lande van Steenbergen ons kennelijck is ende oock waerachtich te sijne, dat door den grooten storm ende hoogen vloet geschiet op den XVe december 1629 gevallen is seker gadt in den dijck ontrent de voorschreven stadt waerdoore vele landen ende polders sijn comen te inonderen ende nijet alleen de huijslieden en sijn bedorven in hunne besaijd vruchten te velde liggende maer hunne granen die zij in de schueren hadden sulcx dat sij hunne huijsen hebben verlaten ende hun met hunne beesten ende vee op een ander moeten transporteren ende is geschapen dat ’t voorschreven lant in een, twee en meer jaren nijet wederomme op zijne bequaeme drachten sal commen doer ’t verderff van ’t soute water dewelcke veele huijslieden hen kennelijck is wesende ende waerachtich, behoort etc. desen XIe meert 1630.
Zware hagelstorm in Rucphen, Kalmthout en Hoeven in 1632
Anno 1632, 15 maii, cecidit talis grando per tempestatem que consumpsit omnem siliginem in Rucven, Calmthout, Hoeven et alli partibus; grandines erant diversarum figurarum instar parvae pilae palmarie
WBA; Doopboek Sprundel.
——-
Een vermelding van deze gebeurtenis is ook opgetekend in een schepenregister van Roosendaal en Nispen: Schepenen van Rucphen hebben aan schepenen van Roosendaal en Nispen gevraagd de schade in ogenschouw te nemen. Schepenen van Roosendaal begeven zich op 22 mei naar Rucphen en constateren dat de rogge volledig is bedorven door de hagel die op zaterdag 15 mei omstreeks 4 uur is gevallen. Plus minus 65 viertelen rogge uijtgenomen de Hoecken van de Lande genaamt Schijve en de Kerkenheijde. De schepenakte is genoteerd op 7 juni 1632.
WBA: Roosendaal en Nispen; R421, fol. 63r-v, {Img177-178}.
Storm en hoge vloed in 1633
Op 30 december 1633, op verzoek van Jan Passchier en Boij Claessen, verklaren Patrick Murray, kapitein van het voetvolk, sergeant James Fargissone en kapitein Thomas Keir in garnisoen te Bergen op Zoom in het Zuijtfort aan de haven dat op 19 en 10 april 1633 door storm en hoge vloed, schuiten en andere gereedschappen zwaar beschadigd zijn en dat ze die ook gerepareerd hebben.
WBA; Bergen op Zoom, notaris J. van Wesel, N28-91.
Storm en hoge waterstand, dorpen overstroomd in 1634
Anno 1634, 18 januarii fuit ventus extraordinarius et estus maris unde plurima loci submers
WBA; Doopboek Sprundel.
Zware hagelslag en onweer in Roosendaal in 1650
In de avond van donderdag 11 augustus 1650 wordt het land van Matthijs Christiaen Raets, pachter van Engel Rachuelsstede tijdens het onweer getroffen door zware hagelslag. Bijna 6½G haver en boekweit tot op de grond zijn bedorven zodanig dat het afgemaaid moet worden. Wethouders van Roosendaal visiteren de schade op 15 augustus 1650.
WBA: Roosendaal en Nispen; R252, fol. 98v {Img116}.
—
De grootste vernielingen zijn aangericht in de Borteldonkse en Cordewagen Tienden. Matthijs Cornelissen Ramper, Wouter Hageners en Jan Pieterssen Molders, pachters van de Borteldonkse Tiende verklaren dat door de ordinarisen hagelslagh, regenvloet ende de stercken wint ter plaatse vande westzijde van de Borteldonksestraat naar schatting 57G haver en boekweit bedorven zijn, een gedeelte voor de helft een ander gedeelte geheel. En aan de oostkant van de vaart tussen de Vonderdijk en de Kruisstraat 166G boekweit en haver; ook is de bloesem van het boekweit in sommige gevallen geheel afgeslagen. En bovendien is het stro met wortels uit de grond geslagen, afgeknapt of omgeslagen. De schade bedraagt circa 300 gld.
WBA: Roosendaal en Nispen;, R252, fol. 97r-v {Img114-115}.
—
Jan Michielssen en Cornelis Janssen Walschot, pachters van de Cordewagen Tiende onder Nispen verklaren dat door het extreme zware onweer 29 à 30G haver en boekweit volledig bedorven is en soms voor de helft en ook het stro op het land is vernietigd en ook het land dat al bezaaid was heeft schade geleden en ook andere veldvruchten zijn getroffen.
WBA: Roosendaal en Nispen; R252, fol. 97v {Img115}.
Hoge waterstand in het Nonnengoed te Roosendaal in 1654
Op 13 november 1656 verklaart Marinus van der Vliet, borgemeester van Roosendaal, dat in de made genaamd het Nonnengoed, door de zeer hoogen watervloet de hoijmaden seer beschadicht ende verdorven zijn. Hij heeft daarom de pachters vanwegen hun verlies enige kwijtscheldingen en vergoedingen moeten geven.
WBA: Roosendaal en Nispen; R 423, ongefolieerd {Img46}.
Lage waterstand en windstil in Roosendaal en Nispen in 1675
Op 2 augustus inspecteren schepenen de molens de drie molens te Roosendaal. Bij de water(schors)molen constateren ze geen mankementen en zien dat de molen gereed is om te malen, verscheidene zakken met schors van diverse eigenaren zijn aanwezig. Echter door manquement van water (lage waterstand) kan er niet gemalen worden. De west-of windmolen en de korenmolen staam stil door te weining wind.
WBA: Roosendaal en Nispen; R275, ongefolieerd {Img102}.
Rupsenplaag in Roosendaal en omstreken in 1679
Op zondag 30 april 1679 rond de klok van 11 uur wordt te Roosendaal door de vorster een aantal resoluties voorgelezen. Een van de resoluties bepaalde dat men verplicht werd ruspen en poppen van de boomen als heggen te verwijderen om te voorkomen dat smettelijcke siecktens daerdoor souden konnen ontstaen. In het bijzonder worden de eikenbomen bedreigd. Ook in naburige plaatsen werd een dergelijke resolutie afgekondigd.
WBA; Roosendaal R425, ongefolieerd {Img115}.
WBA; Roosendaal, Register van Resoluties.
Noot: dergelijke plagen kunnen ontstaan bij langdurig koud en stabiel winterweer en een warme, zonnige en stabiele lente. Dan komen de eitjes tegelijk uit met het uitlopen van de bomen waardoor er voldoende voedsel is voor de hele populatie.
Zware hagelsag in Essen in 1698
Op 9 juni 1698 vernietigde een ongewoon grote hagelslag de hele oogst in Essen. Graanuitvoer werd op doodstraf verboden.
L. Vercammen; Wij aan de grens, pag. 109.
Donder en bliksem met veel hagel te Etten in 1700
Op donderdag ochtend 12 augustus 1700 omstreeks zes uur is, terwijl het donderde en bliksemde, veel hagel gevallen in diverse wijken onder Etten waardoor aanzienlijke schade is aangericht aan haver en boekweit te velde dat op de struik stond en nog niet was afgemaaid. De getroffen wijken zijn de Lage Haansberg, de Hoge Haansberg, het zuideinde van Attelaken en de westzijde van Bremsberg.
WBA; Etten, R455, fol. 21v-22r.
Extreme koudegolf in West-Brabant in de winter van (1708) – 1709
Vanaf 1 januari tot 15 maart 1709 heerste er een extreme koudegolf in West-Brabant. Het vroor zo hard dat men met paarden, sleden, karren en zelfs met karossen, getrokken door zes paarden, over het ijs het Hollands Diep kon oversteken naar Dordrecht en Rotterdam. Dit was mogelijk tot 15 maart van dat jaar. Pastoor Guilielmus Valen maakt hier melding in december 1709 in het doopboek (1654-1725) van Standdaarbuiten. Het graan, tarwe, rogge en gerst is bevroren geraakt en gedurende het jaar 1709 zijn de prijzen daarvan enorm gestegen. De perziken-en abrikozenbomen en vele appel- en perenbomen worden ook getroffen. De pastoor schrijft ook nog dat tijdens de winter men het ‘smiddags aan de tafel niet konden herde, nog ‘snagts in het bedt, van de koude.
RK doopboek Standdaarbuiten 1654-1725
Met dank aan H. Diependaal en P. van Gool. Zie ook: J. Buisman, Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen (red. A.F.V. van Engelen), deel 5, pag. 339.
Op 20 juni 1717 groot onweer in Wouw en storm en onweer op 1 september in Roosendaal
Op zondag 20 juni 1717 tegen de avond is tijdens het grote onweder het huis, schuur en achterhuis staande op het land, gelegen op Loocken onder Wouw van Vrouwe Cornelia de Verginis, weduwe van de drossaard Jacques de Rest tot de gront toe omverre geslagen ende oversulcx niet bewoonbaer voor de huurder Frans Antonissen van ’t Hesschot.
WBA; Roosendaal en Nispen, R388, fol. 109v-110v.
Op 8 september 1717 verklaren schepenen van Roosendaal en Nispen naar aanleiding van een verzoek van de pachters van de Tienden van de abdij van Tongerlo voor het oogst-en zaaiseizoen 1717 dat door den extraordinaire storm en onweder den eerste deser, alomme onder dese jurisdictie van Rosendael en Nispen de haver en boekweijt als doen te velde staende volgens het generale segge ruijm de helft is van de struijck of ende tegens de gront geslagen en dat ter selver dage nog meer als dije vierde parten van de haver en boeckweijt op de struijck heeft gestaen. Met de vermelding dat schepenen op vele plaatsen zelf de schade in ogenschouw hebben genomen.
WBA; Roosendaal en Nispen, R388, fol. 148r.
Tijdens diezelfde storm van 1 september 1717 is een huis op het einde van de Achterstraat te Roosendaal ontramponeert ende beschadigt geworden. Het betreffende huis werd bewoont door Maria Pietersen Brugmans, weduwe van Corstiaen Claessen Mangelaer. Op 20 oktober 1717 krijgt zij toestemming va de magistraat om een lening van 100 gld af te sluiten mits deze lening wordt gebruikt voor het herstel van het huis waarin zij woont. Van die toestemming maakt zij op 2 juni 1719 gebruik en leent zij 100 gld bij Cornelis Hugo Mangelaer. Het bedrag inclusief rente is pas op 28 oktober 1745 in zijn geheel terugbetaald.
WBA; Roosendaal en Nispen R318, fol. 54r-v.
In 1724 nachtvorst in mei, gevolgd door droogte en daarna door swaere haegelslagh in het Schijf’s kwartier onder Rucphen en in Vorenseinde
In Schijf regent het op 25 juli 1724 hagelstenen. De oogst wordt grotendeels vernield. Op 29 juli doen de getroffen boeren opgaaf van de schade aan de magistraat. Op verzoek van de pachters, zijnde Jan Janssen van Gastel (pachter van de tienden onder den Grooten Hoek) en Jan Cornelisse Koninck (pachter van de tienden van den Cleijnen Hoek), nemen op 5 augustus schepenen en een gemeenteman zelf de schade in ogenschouw en er wordt een nieuw staat opgemaakt. Meer informatie krijgen we uit een lijst die in Vorenseinde gemaakt is. Daar in staat dat het van 17 op 18 mei 1724 vroor. Daarna brak een periode van grote droogte aan. En uiteindelijk viel er op 25 juli een swaere haegelslagh.
In Vorenseinde werden vijfenveertig boeren en boerinnen getroffen. De totale schade bedroeg 4.029 gld. varierend tussen 10 en 330 gld.
In Teteringen bedroeg de schade ten gevolge van de vorst maar liefst 22.534 gld. Aldus volgens een akte van 29 juni 1724.
WBA; Etten-Leur R581, fol. 123v-130v.
WBA; Rucphen R47, ongefolieerd 5 augustus 1724
Certificeren ende Verclaren wij Borgemeester, Schepenen ende gemeentemannen der heerlijkhijt Rucphen gelegen in ’t oostquartier van ’t marquizaat van Bergen op ten Zoom, op de eede bij ons amptshalven gedaan ende afgelegt, ende die wij des nood ende nader versogt werdende ten allen tijde berijd zijn persoonlijk op nieuws te presteren ende af te leggen, dat wij door vijf gecommiteerdens, leden uijt den onsen, hebben laten visiteren ende oculair inspecteren het verlis en schade eenige onser opgesetenen overkomen aan hare granen of veldgewassen in het Schijfs quartier onder dese jurisdictie door den swaren hagelslagh op dijnsdagh ’s naarmiddaags den 25e van de lest gepasseerde maant julij deses jaars 1724. Waar van naar genoegsame visitatie en verhoor van de beschadigde persoonen door deselve onse gecommiteerdens is geformeerd en in onse vergaderingh overgebragt een pertinent staatken off specificque notitie hier aan geannecxeerd, waar toe wij ons refereren ende verclaren wij verders dat naar gedane juste calculatie van ’t zelve staatken bevonden hebben dat die in voegen voorschreve verhagelde of verongeluckte granen zijn: 88G 200R boekwijt, 12G½G haver, 10G 200R koren off rogge alle geheel wegh ende 27G 15R half wegh. Aldus gedaan gecertificeerd ende Verclaard in onse vergadering op den vijfden augustij seventien hondert vierentwintigh, in oirconde dese door ons alle onderteekent ende den zegel deser heerlijkhijt ter sake deses hier op doen drucken.
Lijste over de schaede die wij hebben ghehat van wegent de vorst tussen den 17e en 18e mije 1724 ende de daer op velle droochte ende noch swaeren haegelslagh op den 25 julij 1724 over {ontrente} plaetsen van Vooresende.
WBA; Rucphen, Dorpsbstuur Vorenseinde 1107, ongedateerd
In 1727 opnieuw groot onweer in Roosendaal
Op 25 mei 1727 dondert en bliksemt het in Roosendaal. Jan Cornelissen van den Bergh op bezoek bij familie in Kalsdonk onder Roosendaal wordt dodelijk getroffen door de bliksem.
WBA; Roosendaal en Nispen, R398, fol. 101v en 102r-v.
In 1771 donder, bliksem en stortregen in Roosendaal en blikseminslag in de kerktoren van Putte
In de Middelburgsche Courant van 16 juli 1771 verscheen een bericht gedateerd 28 juni 1771 waarin gemeld wordt dat gisteren (dat is dus 27 juni 1771) er een verschrikkelijke donder, bliksem en stortregen in Roosendaal heeft plaats gehad, zoo dat geen menschen geheugen dergelyke beleefd hebben.
Daarna volgt op 3 augustus ook weer in de Middelburgsche Courant het bericht dat het van 1 tot 5 juli heeft aanhoudend geregend heeft. Sinds mensenheugenis is een dergelijke lang aanhoudende regen nooit voor gekomen. Tweeduizend Gemeten land, weide, rogge- en boekweitvelden staan 3 à 4 voet onder water. De meeste schade is aan de hooilanden.
www.delpher.nl/
In 1775 hagelschade in Attelaken onder Etten
Op verzoek van Hendrik Wouter Lansen, pachter van de 16e clamp thienden genaamd Attelaken, aan de noordzijde van de straat, toebehorende aan het stift Thorn, taxeren schepenen van beide Ettense schepenbanken op 12 augustus 1775 de schade die door de hagelbui van 29 juli 1775 veroorzaakt is op de percelen bezaaid met rogge, haver en boekweit. Er blijkt 2½ sester rogge vernietigd te zijn.
WBA; Etten-Leur, R466, fol. 181r.
Grote vorstschade in Etten en Sprundel in de winter 1800-1801
De pachters van de drieentwintig clampen thienden gekomen van het kapittel van Thorn onder Etten en Sprundel, verpacht door het Bataafs Gouvernement, hebben in de winter 1800-1801 grote schade geleden doordat de boekweit door de vorst was aangetast. De pachters machtigen de Ettense secretaris Jan Rochussen en hun medepachter Martinus Bruijnel om alles te doen, inclusief eventuele gerechtelijk stappen, om een vermindering van de pachtsom te verkrijgen. De akte werd ondertekend op 4,5, 7 en 9 juli 1801.
WBA; Etten-Leur R469, fol. 181r-182r.
Rupsenplagen in Roosendaal en omstreken in de jaren 1806-1810
In de jaren 1806 tot en met 1810 worden er door de magistraat te Roosendaal besluiten afgekondigd dat er uitvoering moet worden gegeven aan de
publicatie van het Departementaal Bestuur van Brabant van 3 december 1805 teneinde de rupsenpoppen te verwijderen van bomen en hagen. Op 6 mei 1809 wordt bij het gemeentebestuur van Roosendaal een brief ontvangen van de Landdrost van Brabant waar in staat dat geconstateerd is dat de rupsenpoppen niet verwijderd zijn.
WBA; Roosendaal, Register van Resoluties van 1806 t/m 1810.
De Storm van 18 februari 1807
In de middag van 18 februari 1807 stak er in West-Brabant een grote storm op. Omstreeks vier uur ‘s middags is de Roosendaalse schipper Andries Hootsmans met zijn schip genaamd De Jonge Adrianus tegen de dijk van de Steenbergse Vliet geraakt. Omstreeks half een ‘s nacht heeft hij het zinkende schip samen met zijn knecht moeten verlaten. Het schip is vergaan. De akte van deze gebeurtenis is opgemaakt te Roosendaal op 27 april 1807 omdat de schipper zijn lasten niet meer kan betalen.
WBA; Roosendaal AMa 115, fol. 41-42.
Orkaan met windhoos in West Brabant in 1845
Op dinsdag 19 augustus 1845 woedde er een grote orkaan die vanuit Normandië via België naar Nederland trok en die gepaard ging met windhozen. Uiteraard besteedden alle toenmalige kranten van Vlissingen tot Groningen veel aandacht aan de orkaan die veel verwoesting aanrichtte. Het eerste bericht lezen we in de Rotterdamse Courant van 21 augustus die melding maakt van het instorten van de RK kerk te Zevenbergen. In de daarop volgende dagen (22 tot en met 25 augustus) raken er steeds meer details bekend. Het pavillon van Marsau bij de Tuilleries is bijna geheel verdwenen en in het dorp Montville, niet ver van Rouaan, werden drie fabrieken getroffen. Veertig doden. De verwoestingen in Lage Zwaluwe en Zevenbergen krijgen steeds veel aandacht in de pers, maar ook elders in Nederland is er veel schade; er zijn gekwetsten en ook doden. Pas op 26 augustus maakt de Bredasche Courant melding van het omverslaan dan wel instorten van vijf arbeiderswoningen in Zegge. In een van deze woningen lag een weduwe ziek op bed. Zijn werd door de ineenstorting van haar huis verpletterd. De hoos is in de namiddag omstreeks half zes neergedaald tussen de dorpen Rucphen en Roosendaal. Een koe werd tot twee manshoogte in de lucht opgenomen en een vennetje werd leeggezogen waardoor er elders overstromingen ontstonden. Volgens het procesverbaal dat naar aanleiding van de ramp opgemaakt is werden een grutterij, een smidse en een karhuis met daarin bouwgereedschappen volledig vernield.
E.G. Boeren; De orkaan van 1845 maakt dodelijk slachtoffer in Zegge, Den Lande van Zegge (2017), pag. 58-66.
Groot onweer barst los boven Bergen op Zoom in 1857
Op zondagavond 5 juli 1857 om 7 uur barst een groot onweer los boven Bergen op Zoom. Hagelstenen zo groot als duiveneieren slaan de vruchten te velde neer, bomen worden ontworteld en veel schade wordt veroorzaakt aan de daken van de huizen. Het onweer trekt naar het oosten; boven Roosendaal wordt over een breedte van omtrent en half uur het boekweit totaal vernield en de velden zijn nauwelijks nog herkenbaar. Gedurende 10 minuten vielen er ook te Roosendaal hagelstenen zo groot als duiveneieren. De regen was zo hevig dat de kelders op de Varkensmarkt onder water stonden. Wel 4 à 5 voet hoog. Te Gastel, Nispen, Rucphen en Sprundel viel wel veel regen maar geen hagel.
De Noord-Brabanter van 9 juli 1857.
De Sprundelse molen getroffen door de bliksem in 1873
OP donderdag 4 september 1873 omstreeks 12:30 uur werd Sprundel getroffen door een enorme onweersbui. De bliksem sloeg in de mast van de molen van Johannes van de Zande. De inslag had plaats in het bovenste gedeelte van de molen waar houtsplinters werden afgeslagen en tussen de vijfentwintig en dertig zakken met meel in brand vlogen. De schade wordt geraamd op 80 gld voor de molen en 40 gld voor de zakken met meel.
E.G. Boeren, Sprundel getroffen door blikseminslagen in 1873, Onder Baronie en Markiezaat (2019), pag. 59-61.