In het boek de Roos staat een remedie tegen hondsdolheid opgetekend, De letterlijke tekst luidt aldus:
Remedie gebruijkt bij Hijcke Botes woonachtigh tot Ferwert in Vriesland en door haar is gegeven aan verscheidiene menschen die van dulle honden of andere beesten gebeeten og gequetst zijn, deselve bestaet uijt dese volgende kruijden:
- wilde kaarden
- hontsribbe
- wijncruijt
- avercruit
- waalwortel
- steenruijt of anders duijsentbladt in de plaats
- huijslook
- wilde kerwell
- hanepoot of driebladt genaemt
Van deze kruijden neemt men min of meer nadat men de dranck grooter of kleinder denkt te maken. Bijvoorbeeldt men neemt van ijder van dese kruijden een klein hantjevol en indien een van dese kruijden mochte manqueeren dan neemt men van een ander wat meer, bijzonder van de wilde kaarden of huijslook. Dan doet men deze kruijden, groen en versch zijnde, in een vijzel of ’t geen nogh beter is in een moritier en stoot die tot er sap uitkomt welk sap men een part sap en bijna twee parten wijnedik neemt en ’t zelve wel onder malkander vermengt. Dit dan onder malkanderen vermengt zijnde zal men de kruijden in het vermengt sap door een doek heen perssen en nemen daer van 6 ordinaire lepels vol die men dan met een loodt sijne theriakel allengskens daer onder zal vermengen.
Deze remedie dusdanig gepraepareert wordt in twee volgende dagen ingegeven en wel in diervoegen dat men ’s avondts te voren vaste en geen spijse gebruijke en dat men daer op ’s morgens drie lepels vol gepraepareert als boven gemeld is koudt in neeme en des anderen daags ’s morgens weer op deselve manier nogh 3 lepels vol gebruijkt , nadat men ’s avonds te voren ook insgelijck gevast hebbe. Na het inneemen ’s morgens dese remedie magh men wel een soopje brandewijn, jenever of anijswater daar op gebruijcken en ’s middags ook telkens wel matig eeten. Hiermeede eijndigt dese cure zooveel het inwendige betreft, dogh de wonde zelfs is is men gewoon met wijnedik uijt te wasschen en zuijver te houden bedekkende die daarna met een pleister diachylum cum gummi genoemt. Indien een vrouwsperzoon gebeten zijnde dese remedie zal gebruijken moet met wel zoo veel theriakel neemen anders …. is hetzelfde als mede indien het is voor een jonghmensch kan dit dan zal men de jaren of na de gesteldheijt der lichamen zoo veel van het eene als het ander minder qualiteit neemen.
Dese remedie wort ook ingegeven aan koeijen. paarden en honden die voorschreven ongemak hebben en wel op die manier dat men aan de koeijen een en een half loot theriakel, aen de paerden een loodt en aan een windthondt een half loot doch een groote swre hondt of dogh ook een loodt geve andersints … deelfde en daer op aen die beesten wat suur bier na het innemen van de remedie geve te drinken.
NB deze remedie wordt best en met het meeste succes gebruijkt voor de negen dagen van het begin van het ongemak.