WIC

De West Indische Compagnie (WIC), opgericht in 1621, bestond uit vijf kamers: Amsterdam, Zeeland, Maze, Stad en Lande en Noorderkwartier. Door de Staten-Generaal was octrooi verleend om handel te drijven ten westen van Kaap de Goede Hoop. Dus tussen de west Afrikaanse kust en Noord-en Zuid-Amerika. Behalve leden van de bekende Roosendaalse familie Loncke namen ook “gewone” Roosendalers dienst bij de WIC. Hieronder de personen die voor de WIC zijn uitgevaren. 


WIC dienaren, uit Roosendaal en omgeving

NaamGeboortejaarKamerFunctieOpmerking
Felix Goedesoon± 1671Mazematrooskap. Geeret Pot
Jan Adriaenssen Laenen
alias Jan Adriaenssen van Zierikzee
1674Zeelandkap. Pieter Marcus op
de St. Bartholomeus

Felix Goedesoon

Phelix Goedesoon, zoon van Thomas Felix Goedesoon en Cathalijn Jans Pruijmboom, moet geboren zijn omstreeks 1671 en heeft dienst genomen als matroos bij de WIC; hij is uitgevaren met het schip Sint Bartholomeus voor de kamer Maze. Op 14 oktober 1692 maakt hij aan boord van dit schip zijn testament waarin hij zijn moeder Catlijn Jansen Pruijmboom, dan gehuwd met Jan Adriaensen Maes, benoemt tot zijn erfgenaam. Een van de getuigen was Geeret Pot, de kapitein van de St. Bartholomeus. Op 6 november 1708 wordt genoemd testament in de Roosendaalse schepenregisters ingeschreven.

WBA; Roosendaal en Nispen, R380, fol. 217r-v {Img220-221}.


Jan Adriaenssen Laenen alias Jan Adriaenssen van Zierikzee

Jan Adriaenssen Laenen werd gedoopt te Roosendaal op 1 juni 1674 als zoon van Adrianus Lenaerts Lanen en Jacoba Theunen Swijgers. Toen hij in Zierikzee woonde heeft hij dienst genomen bij de WIC. Hij is uitgevaren voor de kamer Zeeland. Op 7 september 1694, op verzoek van Leendert Adriaenssen Laenen, verklaren schepenen van Roosendaal dat Leendert en zijn zuster Barbara Adriaenssen Laenen de enige erfgenamen zijn van hun broeder Jan Adriaenssen Laenen, die in Zierikzee gewoond heeft en die voor de WIC vanuit Vlissingen is uitgevaren, onder de naam van Jan Adriaenssen van Zierikzee, met kapitein Pieter Marcus.

WBA; Roosendaal en Nispen, R366, fol. 68r-v {Img78-79}.